In de winter is het Oudeland van Strijen een trekpleister voor allerlei soorten ganzen, waaronder de roodhalsgans. Fotograaf: Rixte Boskma
Tijdens de Sint-Elisabethsvloed in 1421 verdween de Zuid-Hollandse Waard, de polder die hier tot dat moment lag, onder water. Een tiental jaren later werd het Oudeland van Strijen opnieuw drooggelegd. Nog weer later werden andere polders van dijken voorzien, waaruit de latere Hoekse Waard ontstond. In het gebied is nauwelijks bebouwing of hoge begroeiing, het bestaat voornamelijk uit grasland en akkers. Door het gebied slingeren twee oude stroompjes: de Keen en de Dwarsche Vaart. Met name in de winter is het gebied gevuld met honderden ganzen. De vogels foerageren op het grasland en slapen op het water van het Haringvliet en het Hollands Diep. Tussen de vele kol- en brandganzen bevindt zich jaarlijks een groepje dwergganzen. Er worden ook regelmatig enkele roodhalsganzen waargenomen. Het grasland trekt tevens verschillende reigers aan. Met goed zoeken is er af en toe een koereiger te ontdekken, die (zoals de naam het al zegt) vaak tussen het vee loopt, op jacht naar insecten die door de poten van het vee worden opgejaagd. In het voorjaar tref je hier weidevogels aan, zoals de grutto en de tureluur. In het noorden van het gebied is bij het oude gemaal een vogelkijkplek. Via een weggetje met aan de ene kant een rietveld en aan de andere kant de Keen loop je naar het gemaal. In het riet zijn typische rietvogels te zien, alsmede meerdere soorten libellen, vlinders en andere insecten.
